Het lidmaatschap eindigt:
a. door de dood van het lid;
b. door opzegging van het lid;
c. door opzegging namens de vereniging. Deze kan geschieden wanneer het
lid heeft opgehouden aan de vereisten van het lidmaatschap bij de statuten
gesteld te voldoen, wanneer hij zijn verplichtingen jegens de vereniging
niet nakomt, alsook wanneer redelijkerwijs van de vereniging niet gevergd
kan worden het lidmaatschap te laten voortduren;
d. door ontzetting: deze kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid
in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging
handelt of de vereniging op onredelijke wijze benadert.
Opzegging van het lidmaatschap door het lid of door de vereniging kan slechts
geschieden tegen het einde van verenigingsjaar met inachtneming van een
termijn van vier weken. Echter kan het lidmaatschap onmiddellijk worden
beëindigd indien van de vereniging of van het lid redelijkerwijs niet
gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren.
Een opzegging in strijd met het bepaalde in het vorige lid doet het
lidmaatschap eindigen op het vroegst toegelaten tijdstip volgend op de datum
waartegen was opgezegd.
Een lid is niet bevoegd bij opzegging van zijn lidmaatschap de besluiten,
waarbij de verplichtingen van de leden van geldelijke aard zijn verzwaard,
te zijnen opzichte uit te sluiten.
Van een besluit tot opzegging van het lidmaatschap door de vereniging,
omdat van de vereniging redelijkerwijs niet gevergd kan worden het
lidmaatschap te laten voortduren, en van een besluit tot ontzetting uit
het lidmaatschap staat de betrokkene binnen één maand na de ontvangst
van de kennisgeving van het besluit beroep open op de algemene vergadering.
Hij wordt daartoe ten spoedigste schriftelijk van het besluit met opgave van
redenen in kennis gesteld. Gedurende de beroepstermijn hangende het beroep
is het lid geschorst.